Opvang van politieke vluchtelingen
België is één van de landen die de Conventie van Genève (1951) heeft ondertekend. Hierdoor verbond ons land zich ertoe bescherming te verlenen aan vluchtelingen die verblijven op het Belgische grondgebied. Elke persoon die met reden vreest vervolgd te worden wegens ras,
godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of het behoren tot een bepaalde sociale groep kan als vluchteling erkend worden.
De uitbreiding van het Belgische opvangnetwerk ging gepaard met een drastische stijging van het aantal asielaanvragen in ons land. Eind 1999 stelde de minister van Maatschappelijke Integratie voor om de dienstverlening ten aanzien van de vluchtelingen te heroriënteren van financiële naar materiële hulverlening. Dit gebeurde in eerste instantie om de massale toevloed van vluchtelingen naar ons land in te dijken. Daarnaast wilde men een kwalitatieve steun waarborgen aan vluchtelingen zodat zij in een minder kwetsbare positie kwamen te staan. 2000 was een
recordjaar met 42 691 asielaanvragen. In januari 2001 besliste de federale regering dan ook dat asielzoekers vanaf dan geen beroep meer konden doen op financiële steun, maar enkel nog materiële hulpverlening. Onder meer als gevolg van die beslissing liep het aantal asielaanvragen in 2001 tot 24 549.
Bij hun aankomst in België worden asielzoekers door Fedasil (dit is: het Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers) aan een collectieve opvangstructuur toegewezen. Dit zijn de Fedasil- en Rode Kruiscentra. Na een verblijf van 4 maanden in een collectieve opvangstructuur kan de asielzoeker een aanvraag doen om naar een Lokaal Opvanginitiatief te verhuizen. Belangrijkste verschil tussen "opvangcentra" en "de LOI's" is de kleinschaligheid. Waar men in opvangcentra samenleeft met 40 tot soms 700 andere bewoners, betrekt men binnen een LOI als alleenstaande een gemeenschappelijke woning met hoogstens een 10-tal medebewoners.
Lo-Reninge voorziet 2 opvangplaatsen voor de opvang van alleenstaanden.
De kerntaken van het LOI zijn: zorgen voor huisvesting, voeding, medische verzorging, leefgeld, onderwijs, vrijetijdsbesteding, psychosociale begeleiding en uitleg en bijstand over de
asielprocedure. Asielzoekers kunnen dus in principe enkel nog de aanspraak maken op de materiële hulpverlening van het OCMW waaraan ze worden toegewezen. Fedasil coördineert de verschillende opvangstructuren en waakt erover dat ze allemaal dezelfde kwaliteit bieden.
De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) registreert de asielaanvraag en gaat na of België bevoegd is om de aanvraag te behandelen. De asielaanvraag zelf wordt onderzocht door het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS). Dat kan een asielzoeker al dan niet als vluchteling erkennen. Asielzoekers die niet als vluchteling worden erkend, kunnen in aanmerking komen voor een andere vorm van bescherming en het recht op (een tijdelijk) verblijf in België. Deze subsidiaire bescherming is bedoeld voor personen die reëel gevaar (doodstraf, een onmenselijke behandeling of willekeurig geweld in een gewapend conflict) lopen in geval van terugkeer naar het land van herkomst. Bij een negatieve beslissing kan de asielzoeker in
beroep gaan bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV). Die rechtbank kan de beslissing van het CGVS bevestigen, een nieuw onderzoek bevelen of zelf het statuut van vluchteling of subsidiair beschermde toekennen. Uitgeprocedeerde asielzoekers kunnen nog in beroep gaan bij de Raad van State. Die past een strenge filterprocedure toe om te oordelen of een beroep al dan niet
toelaatbaar is.
Asielzoekers krijgen tijdens de asielprocedure in principe enkel materiële hulp. Asielzoekers die na 6 maanden procedure nog geen negatief antwoord hebben ontvangen, kunnen een arbeidskaart C aanvragen en mogen legaal gaan werken. Onze federale overheid bedacht een systeem waardoor
deze mensen van hun loon een stuk bijdragen in de opvangkosten.
Meer inlichtingen kunt u verkrijgen bij els.ballieu@lo-reninge.be of op het nummer 058/33.01.43